Het Marshallplan: vreedzame ontwikkelingshulp of Koude Oorlogsvoering? |
Het is 'bevrijdingsdag'. De dag hangt aan elkaar van leugens en propaganda. Socialisme.nu legt uit dat WO II bepaald niet een 'goede oorlog' was en het de geallieerde regering ook niet om vrijheid was te doen. Hierdoor geïnspireerd publiceer ik hier een licht aangepaste inleiding bij een onderzoek naar de Marshallhulp propaganda uit 2010. Het kijkt naar de relatie van de Nederlandse na-oorlogse economie, de geopolitieke spellen, en de Marshallhulp. Ook hier blijken de nodige mythes rondom te bestaan.
Laten we bovenal niet vergeten dat op het moment dat wij 'bevrijd' waren, Nederland nu wederom vrij was de vrijheid van anderen te ontnemen, met name die van de Indonesiërs tijdens de gruwelijke 'politionele acties'. Het volgende maakt soms een beetje snelle sprongen, maar bevat zeker nuttige informatie over na-oorlogs Nederland en nuanceringen van het dominante beeld hiervan.
In de propaganda
rondom het Marshallplan zelf en uit onze tijd komt het beeld naar voren dat
Europa op een haar na vernietigd was na de oorlog en nog amper levensvatbaar.[1] Enige
nuance lijkt op zijn plaats. Het blijkt dat dit beeld deels verzonnen is door marshallplan
propagandisten om het marshallplan aan beide zeiden van de Atlantische Oceaan
aantrekkelijker te maken. John Killick maakt in zijn The Unites States and European reconstruction een aantal
interessante statistisch onderbouwde opmerkingen hierover.[2]
Dit wil echter geenszins zeggen dat
de Nederlandse economie er goed voorstond, alhoewel de Nederlandse economie als een van de weinigen in de eerste jaren van de Duitse bezetting nog was gegroeid. De vernietiging en leegroof van
Duitsland door de geallieerden direct na de oorlog deed de Nederlandse economie grote schade toe.
Doordat Duitsland als handelspartner wegviel, met name voor de specifieke import
van machinerie, moest Nederland gaan importeren vanuit met name de VS, wat
noodzakelijk leidde tot een dollartekort. Daarnaast was er de oorlogsschade in
Nederland zelf.[3]
Tegelijkertijd was de Nederlandse
economie nog weerbarstig. Het was in staat om de grootste Nederlandse oorlogsinspanning
ooit te leveren, na de grote depressie van de jaren 30, na de oorlog, in Nederlands-Indië. Het
is waar dat een groot deel van de troepen ter plekke gefinancierd werden door de
koloniale autoriteit, maar in Nederland werden grote
kapitaalheffingen opgelegd om de oorlog te bekostigen. Die bedroegen tot wel de
helft van het BNP, dus populair gezegd 'de helft van de economie', in 1949.[4]
Na de oorlog was Nederland een van
de meer succesvolle economieën in Europa. Reeds in 1947 werd het niveau van het
goede vooroorlogse jaar 1938 bereikt; in 1950 zat zat men 50% daarboven. Deze
kracht maakte de kapitaalheffingen mogelijk. Deze kapitaalheffingen bedroegen
in de periode 1946 t/m 1949 de helft van de ontvangen hulp. Hierbij dient nog
in rekening gebracht te worden, dat Nederland relatief vrij veel hulp ontving.[5]
In 1949 viel een
belangrijke peiler onder de Nederlandse welvaart weg. De dieptestructuur van de
Nederlandse economie werd voor belangrijke deel bepaalt door de
driehoeksverhouding Nederlands-Indië - Nederland - VS. Zo hadden bijvoorbeeld
de koloniën een handelstekort met Nederland, waarmee onder andere het
handelstekort met de VS kon worden opgevangen.[6] Hier
was de regering van doordrongen, wat mede aanleiding was tot een dergelijk
harde oorlogsvoering. Nederlandse bedrijven vuurden hen hierin aan. De eerste 'politionele
actie' heette niet toevalligerwijs operatie
product.[7]
December 1948 maakte de VS nog
duidelijk op twee momenten dat de Marshallhulp afgeblazen zou worden mocht
Nederland de nieuwe republiek Indonesië de oorlog verklaren. Niet omdat de Amerikanen zo van de Indonesiërs hielden; het ging om de dreiging van 'het communisme'. De Nederlandse regering hield vol dat zij het communisme het beste kon bestrijden in Indonesië, wat uiteraard een spook was dat over de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië hing. Toen Nederland echter niet langer de bevolking eronder bleek te kunnen houden, en de Republiek Indonesië aantoonde zelf communistenjagers te zijn, schaarde de VS zich achter de Republiek Indonesië. Zij werden gezien als een belangrijker bondgenoot dan Nederland in de regio. De Nederlandse
regering, aangevoerd door Vadertje Drees, negeerde de Amerikanen en zette door met de oorlog (en kreeg uiteindelijk toch de
hulp).[8] Het suggereert dat Nederland lang niet in een dergelijk afhankelijke relatie stond
tot de VS als vaak gesuggereerd wordt in de eerste jaren na de oorlog.
De onafhankelijkheid van Indonesië
veroorzaakte een complete omdraai in de Nederlandse wederopbouwstrategie. De dieptestructuur was namelijk fundamenteel veranderd. Een
maand na de onafhankelijkheid verscheen dan ook de eerste industrialisatienota. Voor deze strategie was Nederland volledig afhankelijk van de VS, omdat het als
enige in staat was de benodigde machinerie, expertise en kapitaal te kunnen
leveren.[9] De
machtsrelaties tussen Nederland en de VS kristalliseerden dan ook pas uit in 1949.
Nu past Nederland het meer in het 'algemene beeld' dat geschetst wordt. Nu
heeft het ook een onderdanige houding richting de VS.
Een
anderen belangrijke overweging voor de Nederlandse staat wordt tevens door
Killick aangestipt:
'Dutch official oppinion was that the Marshall-plan came just in time
to avoid a disaster. The economy would not have collapsed without the ERP, but
there would have been no increases in consumption for many years. The post-war
concensus did accept a long period of restraint to put the economy right, but
it is doubtfull whether public oppinion would have accepted even more privation
without radical political change. American assistance was very helpfull
therefore, in taking Holland through this difficult period and allowing the
recovery to continue.'[10]
Killick legt de
nuance net anders dan ik, maar raakt wel een belangrijk punt. Het marshallplan,
vond ook de Nederlandse regering, was niet essentieel in het overeind houden
van de economie, maar essentieel in het voeren van een succesvolle
kapitaalaccumulatie en productieverhogingspolitiek. Dit, mede als poging
vanuit de heersende klasse om de macht in handen te houden. Na de jaren van leiden wilde het publiek welvaart. Met de Russen in Berlijn kon de Nederlandse regering maar beter de Nederlanders de worst voorhouden, dat men ook welvarend kon zijn onder het kapitalisme. Hiervan was de
regering overtuigd en zeer open over.
Met de uitbraak van de Korea oorlog
in 1950 veranderde de situatie echter wederom drastisch. Alhoewel de Europese
industrie profiteerde van de toegenomen Amerikaanse vraag wegens het opnieuw uitdijende Amerikaanse leger, werden ook de prijzen sterk opgedreven. De VS wenste dat
Europa zich zou herbewapenen opdat het hun kon gebruiken bij de oorlogen en
conflicten die ze hadden. Daarnaast zou het EHP (Europees HerstelProgramma) in 1951 aflopen.[11]
Als reactie hierop werd de hulp
veranderd en verlengt via de Mutual Security Act in 1951. De hulp was nu minder
op economische, meer op militaire doeleinden gericht. Daarnaast was het meer
korte termijn gericht dan de eerdere hulp. De oorlog in Korea verscherpte
tevens de tweedeling Oostblok - NAVO, waarbij de laatste zich ook telkens meer
als 'de vrije wereld' begon te definiëren.[12]
Lees: De bevrijding en de mythe van de ‘Goede Oorlog’ op socialisme.nu
[1] Zie
bijvoorbeeld Pien van der Hoeven, Hoed af
voor Marshall. De Marshallhulp aan
Nederland (Amsterdam 1997) of R.T. Griffiths, P.A. Schregardus et al (red),
Van strohalm tot strategie, het
Marshall-plan in perspectief (Assen 1997).
[2] John Killick, The Unites States and European reconstruction 1945-1960 (Edinburg
1997), 84. Killick beschrijft hoe bewust fraude werd gepleegd met het
economische onderzoek achter het marshallplan.
[3] Killick, The Unites States and European reconstruction, 50.
[4] Killick, The Unites States and European reconstruction, 125-126.
[5] Ibidem.
[6] Gerlof D. Homan, The Netherlands, the United States and the
Indonesian Question, 1948 in Journal
of Contemporary History vol. 25 nr.1 (Londen 1990) 124-126.
[7] van
der Hoeven, Hoed af voor Marshall,
41-42.
[8] Homan, the Indonesian Question,
132-136.
[9] Killick, The Unites States and European reconstruction, 65-69
[10] Killick, The Unites States and European reconstruction, 125-126.
[11] Ibidem, 95-96.
[12] Michael J. Hogan, The Marshall Plan: America, Britain, and the
reconstruction of Western Europe, 1947-1952 (Cambridge 1987), 378-381.