DEZE SITE IS VERHUIST

zaterdag 5 mei 2012

Marshallhulp: propaganda, mythes en een vergeten oorlog

Het Marshallplan: vreedzame ontwikkelingshulp of Koude Oorlogsvoering?
Het is 'bevrijdingsdag'. De dag hangt aan elkaar van leugens en propaganda. Socialisme.nu legt uit dat WO II bepaald niet een 'goede oorlog' was en het de geallieerde regering ook niet om vrijheid was te doen. Hierdoor geïnspireerd publiceer ik hier een licht aangepaste inleiding bij een onderzoek naar de Marshallhulp propaganda uit 2010. Het kijkt naar de relatie van de Nederlandse na-oorlogse economie, de geopolitieke spellen, en de Marshallhulp. Ook hier blijken de nodige mythes rondom te bestaan. 

Laten we bovenal niet vergeten dat op het moment dat wij 'bevrijd' waren, Nederland nu wederom vrij was de vrijheid van anderen te ontnemen, met name die van de Indonesiërs tijdens de gruwelijke 'politionele acties'. Het volgende maakt soms een beetje snelle sprongen, maar bevat zeker nuttige informatie over na-oorlogs Nederland en nuanceringen van het dominante beeld hiervan.
In de propaganda rondom het Marshallplan zelf en uit onze tijd komt het beeld naar voren dat Europa op een haar na vernietigd was na de oorlog en nog amper levensvatbaar.[1] Enige nuance lijkt op zijn plaats. Het blijkt dat dit beeld deels verzonnen is door marshallplan propagandisten om het marshallplan aan beide zeiden van de Atlantische Oceaan aantrekkelijker te maken. John Killick maakt in zijn The Unites States and European reconstruction een aantal interessante statistisch onderbouwde opmerkingen hierover.[2]
            Dit wil echter geenszins zeggen dat de Nederlandse economie er goed voorstond, alhoewel de Nederlandse economie als een van de weinigen in de eerste jaren van de Duitse bezetting nog was gegroeid. De vernietiging en leegroof van Duitsland door de geallieerden direct na de oorlog deed de Nederlandse economie grote schade toe. Doordat Duitsland als handelspartner wegviel, met name voor de specifieke import van machinerie, moest Nederland gaan importeren vanuit met name de VS, wat noodzakelijk leidde tot een dollartekort. Daarnaast was er de oorlogsschade in Nederland zelf.[3]
            Tegelijkertijd was de Nederlandse economie nog weerbarstig. Het was in staat om de grootste Nederlandse oorlogsinspanning ooit te leveren, na de grote depressie van de jaren 30, na de oorlog, in Nederlands-Indië. Het is waar dat een groot deel van de troepen ter plekke gefinancierd werden door de koloniale autoriteit, maar in Nederland werden grote kapitaalheffingen opgelegd om de oorlog te bekostigen. Die bedroegen tot wel de helft van het BNP, dus populair gezegd 'de helft van de economie', in 1949.[4]
            Na de oorlog was Nederland een van de meer succesvolle economieën in Europa. Reeds in 1947 werd het niveau van het goede vooroorlogse jaar 1938 bereikt; in 1950 zat zat men 50% daarboven. Deze kracht maakte de kapitaalheffingen mogelijk. Deze kapitaalheffingen bedroegen in de periode 1946 t/m 1949 de helft van de ontvangen hulp. Hierbij dient nog in rekening gebracht te worden, dat Nederland relatief vrij veel hulp ontving.[5]
            In 1949 viel een belangrijke peiler onder de Nederlandse welvaart weg. De dieptestructuur van de Nederlandse economie werd voor belangrijke deel bepaalt door de driehoeksverhouding Nederlands-Indië - Nederland - VS. Zo hadden bijvoorbeeld de koloniën een handelstekort met Nederland, waarmee onder andere het handelstekort met de VS kon worden opgevangen.[6] Hier was de regering van doordrongen, wat mede aanleiding was tot een dergelijk harde oorlogsvoering. Nederlandse bedrijven vuurden hen hierin aan. De eerste 'politionele actie' heette niet toevalligerwijs operatie product.[7]
            December 1948 maakte de VS nog duidelijk op twee momenten dat de Marshallhulp afgeblazen zou worden mocht Nederland de nieuwe republiek Indonesië de oorlog verklaren. Niet omdat de Amerikanen zo van de Indonesiërs hielden; het ging om de dreiging van 'het communisme'. De Nederlandse regering hield vol dat zij het communisme het beste kon bestrijden in Indonesië, wat uiteraard een spook was dat over de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië hing. Toen Nederland echter niet langer de bevolking eronder bleek te kunnen houden, en de Republiek Indonesië aantoonde zelf communistenjagers te zijn, schaarde de VS zich achter de Republiek Indonesië. Zij werden gezien als een belangrijker bondgenoot dan Nederland in de regio. De Nederlandse regering, aangevoerd door Vadertje Drees, negeerde de Amerikanen en zette door met de oorlog (en kreeg uiteindelijk toch de hulp).[8] Het suggereert dat Nederland lang niet in een dergelijk afhankelijke relatie stond tot de VS als vaak gesuggereerd wordt in de eerste jaren na de oorlog.
            De onafhankelijkheid van Indonesië veroorzaakte een complete omdraai in de Nederlandse wederopbouwstrategie. De dieptestructuur was namelijk fundamenteel veranderd. Een maand na de onafhankelijkheid verscheen dan ook de eerste industrialisatienota. Voor deze strategie was Nederland volledig afhankelijk van de VS, omdat het als enige in staat was de benodigde machinerie, expertise en kapitaal te kunnen leveren.[9] De machtsrelaties tussen Nederland en de VS kristalliseerden dan ook pas uit in 1949. Nu past Nederland het meer in het 'algemene beeld' dat geschetst wordt. Nu heeft het ook een onderdanige houding richting de VS.
         Een anderen belangrijke overweging voor de Nederlandse staat wordt tevens door Killick aangestipt:

'Dutch official oppinion  was that the Marshall-plan came just in time to avoid a disaster. The economy would not have collapsed without the ERP, but there would have been no increases in consumption for many years. The post-war concensus did accept a long period of restraint to put the economy right, but it is doubtfull whether public oppinion would have accepted even more privation without radical political change. American assistance was very helpfull therefore, in taking Holland through this difficult period and allowing the recovery to continue.'[10]

Killick legt de nuance net anders dan ik, maar raakt wel een belangrijk punt. Het marshallplan, vond ook de Nederlandse regering, was niet essentieel in het overeind houden van de economie, maar essentieel in het voeren van een succesvolle kapitaalaccumulatie en productieverhogingspolitiek. Dit, mede als poging vanuit de heersende klasse om de macht in handen te houden. Na de jaren van leiden wilde het publiek welvaart. Met de Russen in Berlijn kon de Nederlandse regering maar beter de Nederlanders de worst voorhouden, dat men ook welvarend kon zijn onder het kapitalisme. Hiervan was de regering overtuigd en zeer open over.
            Met de uitbraak van de Korea oorlog in 1950 veranderde de situatie echter wederom drastisch. Alhoewel de Europese industrie profiteerde van de toegenomen Amerikaanse vraag wegens het opnieuw uitdijende Amerikaanse leger, werden ook de prijzen sterk opgedreven. De VS wenste dat Europa zich zou herbewapenen opdat het hun kon gebruiken bij de oorlogen en conflicten die ze hadden. Daarnaast zou het EHP (Europees HerstelProgramma) in 1951 aflopen.[11]
            Als reactie hierop werd de hulp veranderd en verlengt via de Mutual Security Act in 1951. De hulp was nu minder op economische, meer op militaire doeleinden gericht. Daarnaast was het meer korte termijn gericht dan de eerdere hulp. De oorlog in Korea verscherpte tevens de tweedeling Oostblok - NAVO, waarbij de laatste zich ook telkens meer als 'de vrije wereld' begon te definiëren.[12]




[1] Zie bijvoorbeeld Pien van der Hoeven, Hoed af voor Marshall. De Marshallhulp aan Nederland (Amsterdam 1997) of R.T. Griffiths, P.A. Schregardus et al (red), Van strohalm tot strategie, het Marshall-plan in perspectief (Assen 1997).
[2] John Killick, The Unites States and European reconstruction 1945-1960 (Edinburg 1997), 84. Killick beschrijft hoe bewust fraude werd gepleegd met het economische onderzoek achter het marshallplan.
[3] Killick, The Unites States and European reconstruction, 50.
[4] Killick, The Unites States and European reconstruction, 125-126.
[5] Ibidem.
[6] Gerlof D. Homan, The Netherlands, the United States and the Indonesian Question, 1948 in Journal of Contemporary History vol. 25 nr.1 (Londen 1990) 124-126.
[7] van der Hoeven, Hoed af voor Marshall, 41-42.
[8] Homan, the Indonesian Question, 132-136.
[9] Killick, The Unites States and European reconstruction, 65-69
[10] Killick, The Unites States and European reconstruction, 125-126.
[11] Ibidem, 95-96.
[12] Michael J. Hogan, The Marshall Plan: America, Britain, and the reconstruction of Western Europe, 1947-1952 (Cambridge 1987), 378-381.