We leven in een
prestatiecultuur. Resultaat wordt beloond, en een fout wordt bestraft. Hoe logisch
dit voor veel mensen ook moge klinken, er hangen zware nadelen aan op zowel
persoonlijk-, groeps-, en maatschappelijk niveau. Een collectieve verandering
van onze houding zou dit mogelijk kunnen verhelpen. Een gastpost door Merijn
van Wouden.
Op persoonlijk niveau
Wanneer je een worst wordt voorgehouden, probeer je deze zo efficiënt mogelijk te pakken. Je richt je op het doel, en gunt dit een ander niet. Je zet jezelf onder druk, probeert te presteren wat een hoop negatieve emoties oproept. Het resulteert in, paradoxaal genoeg, een contraproductieve houding. Onderzocht zijn situaties waarin het doel/de worst niet aanwezig is, en men zich vooral richt op het proces zelf (zelfontplooiing, leerdoelgerichtheid). Het blijkt dat iemand dan juist beter presteert, en er ook veel positieve karaktereigenschappen aan kan ontlenen (emotionele stabiliteit, extraversie, openheid, vriendelijkheid, consciëntieus).
Op
groepsniveau
Binnen een groep in de
prestatiecultuur worden fouten door een groepslid verbloemd (hiervan zijn bekende
voorbeelden te bedenken binnen de rechtspraak, de medische wereld, enz. die tot
nationale schandalen hebben geleid). Er heerst competitie tussen kompanen. Ook
dit werkt de voortgang tegen. Prestatiecultuur binnen bedrijven hangt samen met
een hiërarchische structuur, waar je je baas als bedreiging ziet en waar
daadwerkelijk slechter gewerkt wordt dan bij een bedrijf met een open, gelijke
sfeer waar je je `baas' (lees werkgever) als een relatie ziet waar je in kan
investeren en iets mee wil bereiken. Dit laatste type komt helaas zelden, en
dan vooral bij kleinere innovatieve bedrijfjes voor. Dit zijn dan ook de
bedrijfjes die enthousiast en met passie te werk gaan en niet uit het veld zijn
te slaan. Er heerst in deze omgevingen wederzijds vertrouwen en een open
foutencultuur; fouten kunnen besproken worden. Er wordt eerder feedback aan
elkaar gevraagd. ICT-bedrijfjes passen verschillende expliciete
bedrijfsvoeringen toe, waarvan er n model vooral hierop anticipeert: Scrum. Andere sectoren zouden
hier een voorbeeld aan kunnen nemen door dit model ook toe passen.
Op
maatschappelijk niveau
Zoals al gezegd, we leven
in een prestatiecultuur. De oorzaak hiervan is dat het met de paplepel wordt ingegoten.
Vanaf je geboorte wordt er van je verwacht dat je een bepaalde lijn volgt.
Scholen zijn extreem prestatiegericht. Een toets moet gehaald worden, anders
mag je niet verder. Experimenteren of eigen interesses worden afgestraft. We
worden getraind om in een verticale structuur te passen. Dit valt samen met
kapitalisme. Voor horizontale, socialistischere structuren moet een modern
westers mens eenmaal in het leven een knop in zijn hoofd omzetten. Dat zou niet
nodig moeten zijn. En niet alleen voor een selecte groep.
Verandering?
De prestatiecultuur is een
probleem. Maar is een prestatiecultuur niet intrinsiek aan presteren als maatschappij?
Dat is een belangrijke vraag die beantwoord moet worden voordat we erover
denken om überhaupt aan deze situatie te sleutelen. In de economisch meest
welvarende landen heerst de grootste prestatiecultuur, er is dus in ieder geval
een correlatie. En er zijn praktijkvoorbeelden van ideologieën die uitgaan van
eigen initiatief van het individu, saamhorigheid, transparantie, etc, die
op de tekentafel mooi
leken maar in de praktijk onwerkbaar bleken.
Zit er een onmogelijke
overbrugging tussen het niveau van een kleine groep en een grote?
Waarom werkt Scrum binnen
een kleine startup wel, en (nog) niet binnen een multinational?
Waarom werkt socialisme
binnen een kibboets wel, en (nog) niet op nationaal niveau?
Het antwoord hierop heb ik
niet, maar ik weet wel dat deze vragen samenhangen. En er zijn toch al
maatschappijbrede veranderingen gaande zijn in de houding van de jonge
generatie op gebied van prestatiecultuur. De internetgeneratie neemt ook zelf initiatief, laat ook minder over zich heen lopen, is ook enthousiast en vertoont
steeds meer de verschijnselen die leerdoelgerichtheid met zich meeneemt.
Aangezien men dit zich steeds jonger beseft, kunnen scholen op een gegeven
moment misschien zelfs toetsingen afschaffen. In de klas zit je om te leren,
voor jezelf, en niet voor een papiertje. De toetsing is het leven zelf. Een
leerling kan zelf wel beseffen of hij een bepaald niveau wel of niet kan
bijbenen, en zelf de kennis selecteren die hij nodig heeft in het leven dat hij
beoogt. Een eventuele expliciete toets kan een bedrijf zelf altijd nog afnemen.
Zo'n houding in de jeugd zal doorpropageren in het latere werkzame leven. Grote
organisaties moeten hier ook op anticiperen door de organisatie in kleinere
gelijkwaardige teams op te splitsen waarbinnen een hechte band heerst en men
geen nummertje is.
In het smurfendorp werkt
het. Nu nog deze fictie naar non-fictie vertalen.